Gerhardus Lansinck
In 1591 leverde Gerhardus Lansinck enkele klokken aan het Gelderse Geesteren.
Simon Laudy
Zie Klokken- en Kunstgieterij Reiderland.
Jan Adriaensz. Leeghwater
De waterbouwkundige Leeghwater (1575-1650) wordt in oudere literatuur ten onrechte ook als klokkengieter opgevoerd.
bron:
André Lehr, Jan Adriaensz. Leeghwater en het klokkenspel. In: Klok & Klepel, no.6, november 1964, p.24-31.
De gebroeders Jan, Daniël en Michiel de Leenknecht alias van Harelbeke
Deze broers waren de belangrijkste representanten van de klokkengietersfamilie De Leenknecht afkomstig van Harelbeke. Klokken van hen zijn bekend tussen 1370 en 1429. Dikwijls werkten zij samen of met tweeën, maar soms ook alleen. In Nederland leverde Jan de Leenknecht onder andere in 1395-1396 klokken voor het Stadhuis van Sluis.
bron:
A. Deschrevel, Het klokkengietersgeslacht De Leenknecht (alias Van Harelbeke). In: Biekorf, jg.60, 1959, no.10B en 1962, no.10A.
Johannes Lefèvre
Zie Johannes le Fever.
Nicolas Legros
Nicolas Legros, klokkengieter te Luik, goot in 1752 een klokkenspel voor het Belfort van Sint Truiden. In 1754 werd dat gedeeltelijk hergoten en gestemd door Andreas Joseph van den Gheyn. Legros leverde in de jaren 1761 en 1762 een aantal luidklokken in Limburg. Hij was een broer van Martin Legros.
bron:
Hans-Georg Eichler, Handbuch der Stück- und Glockengießer auf der Grundlage der im mittleren und östlichen Deutschland überlieferten Glocken (Greifenstein, 2003), p.177.
Martin Legros
Martin Legros werd in 1704 te Malmedy geboren en stierf te Keulen in 1784. Hij was een broer van Nicolas Legros. De familie was oorspronkelijk afkomstig van Dinant. Legros had vanaf 1752 een klokkengieterij te Luik. Naast Luik waren er ook een vestiging te Malmedy. Tenslotte vestigde hij zich te Keulen van welke stad hij ook burger werd. Samen met zijn zoon Pierre (1752-1808) goot hij kort voor zijn dood een klokkenspel voor Malmedy. Legros was een productief klokkengieter.
bronnen:
Karl Walter, Glockenkunde (Regensburg & Rom, 1913), p.811-812.
R.S. Bour, Études campanaires mosellanes (Colmar, 1947), p.429.
Hans-Georg Eichler, Handbuch der Stück- und Glockengießer auf der Grundlage der im mittleren und östlichen Deutschland überlieferten Glocken (Greifenstein, 2003), p.177.
André Lehr
André Lehr werd in 1929 te Utrecht geboren.
Na zijn middelbare school trad hij op 1 januari 1949 als campanoloog (klokkenkundige) in dienst van de Koninklijke Eijsbouts, klokkengieterij te Asten. Op 1 juli 1991 verliet hij het bedrijf in de hoedanigheid van directeur.
Samen met anderen richtte hij in 1969 het Nationaal Beiaardmuseum te Asten op. Het werd op 13 juni 1975 op de huidige locatie door Prins Bernhard heropend. In 2004 nam hij als hoofdconservator afscheid van dat museum.
Behalve naar zijn vak (techniek en muziek van klokken en beiaarden) ging zijn belangstelling ook uit naar de geschiedenis daarvan. Op beide terreinen heeft hij veel onderzoek gedaan dat in een groot aantal publicaties zijn weerslag vond (zie lijst publicaties op deze webstek).
André Lehr ontving meerdere onderscheidingen, zoals onder meer in 1982 Ridder in de Orde van Oranje Nassau, in 1986 een eredoctoraat van de Rijksuniversiteit te Utrecht en in 1994 de Zilveren Anjer uit handen van Prins Bernhard.
André Lehr is op 27 maart 2007 overleden, 77 jaar oud. Terwijl de klokken van de Astense kerk luidden en op de achtergrond het gelui van de Utrechtse Dom hoorbaar was werd hij begraven op het kerkhof naast de kerk.
Hieronder een uitvoerige levensbeschrijving.
In memoriam André Lehr (1929 – 2007), campanoloog
Hieronder het persbericht van het Nationaal Beiaardmuseum te Asten, naar aanleiding van het overlijden van André Lehr.
Vanwege het recente overlijden van Dr. André Lehr, 27 maart 2007, willen wij graag kort stilstaan bij enkele belangrijke stadia in zijn kleurrijke levensloop. Kwaliteit was het kenmerk van André Lehrs doen en laten. Exacte formuleringen, gevoed door zijn liefde voor de wiskunde; altijd nieuwsgierig naar nieuwe ontwikkelingen, die de kwaliteit verhogen en grenzen verleggen, dat waren eigenschappen van zijn werk. Klok en beiaard stonden hierin langer dan vijf decennia centraal.
Als kleinkind van Andries Oomes, de stadsbeiaardier van Kampen, werd André Lehr in Utrecht op 9 november 1929 geboren. Onder het gelui van de oude luidklokken van Geert van Wou groeide hij op, onder de klanken van de Dombeiaard ging hij naar school. In 1949 kwam hij in het Brabantse Asten waar hij in dienst trad van de Nederlandse Fabriek van Torenuurwerken B. Eijsbouts, sinds 1972 Koninklijke Eijsbouts, met als nieuwe afdeling de net opgerichte klokkengieterij. Hier bleef hij werkzaam tot 30 juni 1991, vanaf 1976 als directeur van het bedrijf.
Bij Eijsbouts raakte André Lehr definitief verslingerd in de klok. Voor vele nieuw te gieten klokken werden nog al een oude beschadigde (en onbeschadigde) exemplaren als afgeschreven ingeleverd. Hij probeerde waar mogelijk deze voor de smeltoven te redden en legde daarmee de basis voor het latere museum. Voor zichzelf begon hij met het verzamelen van klokjes uit het verre verleden en uit verre streken: een tweede peiler voor het latere museum. Toen in de jaren zestig van de vorige eeuw de oude torenuurwerken geleidelijk aan vervangen werden door elektrische, en later elektronische klokken, maakte André Lehr zich sterk voor het behoud en het herstel van deze “oude (ge)rommel” van onze voorouders. Op deze manier werden prachtige oude mechanismen, klepels en allerlei tractuuronderdelen voor het nageslacht bewaard. Zo ontstond heel geleidelijk de nu zo rijkeen unieke collectie van het Nationaal Beiaardmuseum. Samen met zijn vriend, Mr. Romke de Waard, die al bij de oprichting van het Nationaal Museum Van Speelklok tot Pierement een belangrijke rol had gespeeld, richtte André Lehr in1969 het toenmalige Asten Beiaard Centrum op. Vanaf de opening op de zolder van het gemeentehuis zat het nieuwe museum al in de lift: een steeds groter wordende collectie (inmiddels meer dan 3000 objecten) trok steeds grotere bezoekersaantallen uit steeds meer windstreken. Al snel groeide het museum uit zijn voegen en moest naar een ruimerehuisvesting worden omgezien.
In 1975 was het zover: mede dankzij de inspanningen van hoofdconservator André Lehr werd het inmiddels tot Nationaal Beiaardmuseum omgedoopte museum door ZKH Prins Bernhard heropend op de nieuwe locatie aan de Ostaderstraat. Hier werd het onder één dak gebracht met het Natuurstudiecentrum Jan Vriends en werd het onlangs nog aanzienlijk uitgebreid met een achttiende-eeuwse klokkengieterij, een campanologiehal en een tijdhal. De laatste ruimte wordt gedomineerd door een imposantastronomisch uurwerk. Dit samen met Koninklijke Eijsbouts gefabriceerde kunststuk mag worden beschouwd als het “moderne” hoogtepunt van een aloude Griekse, Arabische en Middeleeuwse leest geschoeide techniek van mechanische torenuurwerken.
Ondertussen bleef André Lehr op een uiterst creatieve manier de zintuigen van de bezoekersprikkelen. Zo ontwikkelde hij vele interactieve modellen en demonstraties die, naast ongecompliceerd vertier, de bezoekers spelenderwijs tot lering stimuleren. Net als in hoofdconservator zelf, verenigen zich in “zijn” museum homo faber en homo ludens. Ook internationaal leverde deze benadering zijn vruchten af. Zo bouwde André Lehr in 1988 een astronomisch kunstuurwerk voor het Japanse “Huis ten Bosch” nabij Nagasaki en werd hij een paar jaar later zelfs gevraagd hier een geheel nieuw beiaardmuseum in te richten dat in 1992 werd geopend!
Naast zijn specifiek museale activiteiten hield André Lehr zich zeer verdienstelijk bezig met wetenschappelijk onderzoek. Dit begon met zijn mooie monografie over de gebroeders Hemony, die werd gevolgd door meer dan honderd boeken en artikelen die oneindig vele aspecten van klok en uurwerk, verspreid over de hele wereld, belichten. Baanbrekend was onder meer zijn reconstructie van het Van Wou geluid in 1982. Tijdens zijn onderzoekswerk ontwikkelde hij een wereldwijd netwerk van specialisten en was hij nooit bang om nieuwe wegen te bewandelen. Zo experimenteerde hij met toepassing van de computer, aldus de wegbanend voor nieuwe klokkenvormen zoals de eerste klok met een majeurterts.
Dankzij André Lehrs pioniersgeest werd niet alleen grote vooruitgang geboekt in de Campanologie maar werd ook een zeer heilzame verbinding tot stand gebracht tussen deze relatief nieuwe wetenschap en het aloude ambacht van klokkengieten. Erkenning van zijn veelzijdige verdiensten vond André Lehr in 1982 toen hij werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau, en in 1994 met de ontvangst van de door ZKH PrinsBernhard uitgereikte Zilveren Anjer. Meer specifiek wetenschappelijk van aard waren zijn Utrechtse eredoctoraat in 1986 en, tien jaar later, de ontvangst van de Johan de la Court-prijsvan de Koninklijke Nederlandse Academie der Wetenschappen. Een belangrijk museaalmoment was de uitreiking van de eerste Museumpenning van de Vereniging van BrabantseMusea (nu: Brabantse Museum Stichting) in 1987. Ook op muzikaal terrein bleef de erkenning niet uit en ontving hij onderscheidingen van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Muziekgeschiedenis (Erepenning 1986) en van de Nederlandse KlokkenspelVereniging (Erelid 1989).
Zijn klokken klinken voort;
zijn publicaties blijven gelezen en bestudeerd;
zijn museumcollectie zal blijven inspireren.
Johan Lehr
Van de klokkengieter Johan Lehr is slechts één klok in Nederland te vinden, en met name een uit 1658 te Grevenbricht. Hij was klokkengieter te Keulen. Klokken van hem zijn bekend uit de periode 1652-1670.
bronnen:
Karl Walter, Glockenkunde (Regensburg & Rom, 1913), p.812.
Edmund Renard, Von alten rheinischen Glocken (Düsseldorf, 1918), p.71.
Pierre Levache
Deze klokken- en metaalgieter uit Luik leverde in 1721 enkele luidklokken in Limburg. Hij stierf in 1728 in zijn woonplaats. Zijn zonen, waaronder Jean Baptiste, waren ook klokkengieter.
Jean Baptiste Levache
Jean Baptiste Levache werd in 1708 te Luik geboren als zoon van de klokkengieter Pierre Levache. Deze stierf in 1728 te Luik. Nicolas, een broer van laatstgenoemde goot in 1730 een klokkenspel voor het Koninklijk Paleis te Mafra in Portugal. Het is een erbarmelijk gestemd carillon. Willem Witlockx goot in datzelfde jaar een heel wat betere beiaard voor hetzelfde Paleis. Beide spellen bestaan nog steeds.
Jean Baptiste Levache kreeg ten onzent bekendheid door de mislukte levering in 1734 van een klokkenspel voor Nijmegen. Dat liep op een dramatische mislukking uit. Na talrijke chicanes en overduidelijke incompetentie werd een groot deel der klokken afgekeurd, waarna het klokkenspel in 1736-38 alsnog voltooid werd door de cellebroeder Peter van den Gheyn en diens neef, de latere musicus Matthias van den Gheyn uit Leuven. Niet lang daarna, in 1742, zou Jean Baptiste overlijden; hij was toen al lang onder curatele gesteld.
bron:
André Lehr, Van paardebel tot speelklok. De geschiedenis van de klokgietkunst in de Lage Landen (Zaltbommel, 1971, 2de druk 1981), p.241-245.
Scheepsschroevengieterij Lips
Met deze scheepsschroevengieterij te Drunen heeft de Koninklijke Eijsbouts tussen 1947 en 1953 samengewerkt onder de naam Klokkengieterij Eijsbouts-Lips. Zie verder onder Koninklijke Eijsbouts.
Lotharingse klokkengieters in het vroeg-17de eeuwse Nederland
Vooral in de eerste helft van de zeventiende eeuw werkten hier, permanent of tijdelijk, meerdere klokkengieters die van Lotharingen afkomstig waren. Wij denken dan niet in de eerste plaats aan François en Pieter Hemony met een eigen lemma in dit register, maar aan klokkengieters met heel wat minder allure en productiviteit. Omdat ze onderling sterke banden onderhielden, bijvoorbeeld door wisselende compagnonschappen, is een gezamenlijke behandeling voor de hand liggend. Wij beperken ons overigens tot de klokken die zij in Nederland hebben gegoten.
In 1615 signaleren wij allereerst een Jean Breutel, een typische klokkengietersnaam in Lotharingen. Opmerkelijk is dat hij een vijftiental jaren later in Polen kanonnen heeft gegoten!
In hetzelfde jaar goten de gebroeders Jean, François en Thomas Simon gezamenlijk een klok. De familie Simon kende vele gieters in Lotharingen. Maar dat was ook de enige keer dat zij met zijn drieën werkten. Zonder Thomas werkten Jean en François in datzelfde jaar samen bij de levering van een tweetal kleine beiaarden.
In 1620 werkte Jean Simon samen zijn zoon Anthoine en een zekere Pierre Joly. Ook van de klokkengieters Joly vindt men er meerderen in Lotharingen. Jean had overigens als individueel gieter al in 1614 en 1617 klokken gegoten.
Van Thomas Simon vernemen wij verder niets; van François echter des te meer. In de jaren 1620-1524 werkte hij ook samen met André Obertin. Ook hij was van Lotharingen afkomstig waar zijn familienaam als Aubertin werd gespeld. En wederom zijn aldaar weer vele verwanten te vinden zonder de relatie precies te kennen.
In 1629 zien wij dat aan genoemd tweetal een zekere Nicolas Royeir werd toegevoegd. De naam Royeir wordt op de desbetreffende klokken op verschillende manieren gespeld. Men vindt ook Nicolas Rogier wanneer hij in 1628 en 1630 alleen met André Obertin samenwerkt. De betrokken klok vertelt dat Nicolas Rogier de broer van André Obertin was. Twee jaar later is Rogier als Rovier gespeld. En wanneer hij in 1629 alleen giet heet hij Nicolas Roeieer. Maar geen van die namen komt in Lotharingen onder de aldaar gevestigde klokkengieters voor. Slechts de achternaam Rosier komt in de buurt. André Obertin heeft overigens in de jaren 1624-1635 ook alleen klokken gegoten.
Maar keren wij terug naar François Simon. Van hem vinden wij in ons land de meeste klokken en wel over een periode van 1622-1644 waarvan in 1630 en 1635 een tweetal beiaarden. Maar de kwaliteit van die spellen is belabberd. Dikwijls signeerde hij met MFS dat staat voor Maître François Simon. Ouder geworden weekte hij in 1648 en 1649 samen met Jean Paris die ook al meerdere familieleden als klokkengieters in Lotharingen kende. Maar in de jaren 1637-1662 zou Jean Paris ook alleen werken.
bronnen:
André Lehr, Van paardebel tot speelklok. De geschiedenis van de klokgietkunst in de Lage Landen (Zaltbommel, 1971, 2de druk 1981), p.167.
Henry Ronot, Dictionnaire des fondeurs de cloches du Bassigny (Dijon, 2001).
Jan van Ludeke & Jan van Roosbeke
Het waren deze klokkengieters die in 1315 de eerste Klokke Roeland voor Gent goten.